Nieuw pensioenstelsel moet vereenvoudiging bieden. Hoe en wanneer? – Deel II
Het is kort dag om op 1 januari 2022 alle regelgeving voor het nieuwe pensioenstelsel afgerond te hebben. En daarna is het ook nog spannend: pensioenregelingen moeten worden aangepast, administratieve systemen van de pensioenuitvoerders (her)ingericht en -vergeet vooral niet- de communicatie met de primaire belanghebbenden van dit nieuwe pensioenstelsel. Wat betekent dit allemaal voor de deelnemers en hoe leg je dit aan hen uit? Voor deze spannende periode wordt, volgens de laatste berichten, een paar jaar uitgetrokken.
Overgangsbepalingen versus Vereenvoudiging
Bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel wil Minister Koolmees meteen vereenvoudiging van pensioenregelingen meenemen. Deze behoefte aan meer eenvoud komt voort uit de huidige complexiteit die veel pensioenregelingen kenmerkt. Complexiteit is vaak het gevolg van overgangsbepalingen die in de loop van de jaren zijn ontstaan. Deze bepalingen komen meestal voort uit de start van nieuwe (fiscale) regelgeving. Zinsneden als ‘reeds deelnemer voor datum x verkrijgt op datum y een suppletie van …’ of ‘bij ingang van de arbeidsongeschiktheid voor …, dan geldt een staffel van mate van arbeidsongeschiktheid van …’ zijn bekende teksten.
Ook zijn, met name bij ondernemingspensioenfondsen, overnames in het verleden vaak oorzaak van garanties over pensioen. Deze zijn dan alleen op een deelpopulatie van de deelnemers van toepassing.
Wanneer de vereenvoudiging doorvoeren?
Gaan we de huidige complexiteit zo laten, ook na de invoering van het nieuwe stelsel? Of ruimen we op het moment van invoering van het nieuwe pensioenstelsel de overgangsbepalingen meteen op? In dat geval zullen alle overgangsbepalingen tegen het licht gehouden moeten worden van het nieuwe stelsel. Welke worden geraakt en welke niet? Of gaan we nu al kijken naar de huidige overgangsbepalingen om te zien of we het pensioenreglement vóór de invoering van het nieuwe pensioenstelsel ‘strak kunnen trekken’?
Het lijkt op de vraag ‘Ga ik mijn huis opruimen voor de verbouwing, of laat ik de troep gewoon staan en zie ik na de verbouwing wel wat ik ermee moet doen?’ Of, in termen van invaren: ‘Past die boot wel onder de brug als we al die aan- en opbouwen er aan laten zitten? Of moeten we de boot eerst stroomlijnen voordat hij kan invaren?’