Wildgroei aan pensioenregelingen en het pensioenakkoord, hoe dan?

De discussie over het pensioenakkoord loopt al sinds 2008. De aanleiding was vooral de betaalbaarheid van pensioenen en de veranderende arbeidsmarkt. Vele wetswijzigingen later kunnen we stellen dat er een wildgroei is ontstaan aan pensioenregelingen.

 

Het ontstaan van de wildgroei in de afgelopen 30 jaar Sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw zijn onze pensioenregelingen versoberd. De eindloonregeling eind vorige eeuw werd vaak vervangen door een al dan niet voorwaardelijke geïndexeerde middelloonregeling. Bij niet al te hoge salarisstijgingen, bijvoorbeeld 2% per jaar, en toekenning van de indexaties kan deze regeling hetzelfde opleveren als een eindloonregeling. Voor de werkgevers werd de financiering van de pensioenregeling minder kostbaar. Waar in de eindloonregeling de verhoging van de backservice werd gefinancierd door de werkgever als deel van de premie, wordt de verhoging van het opgebouwd pensioen in de middelloonregeling betaald uit rendementen op de beleggingen.  

Op 1 juni 1999 werd het Witteveenkader ingevoerd. De invoering van de VPL wetgeving volgde in 2006. De pensioenleeftijd mocht niet meer lager liggen dan 65 jaar en dus werd (extra) pensioen voor vervroegde uittreding niet meer mogelijk. Wel werd een overgangsregeling van 15 jaar gecreëerd, het zogenaamde voorwaardelijke VPL-inhaalpensioen! Vervolgens is vanaf 2014 het fiscale kader verder versoberd:

  • 1 januari 2014 Pensioenrichtleeftijd wordt voortaan aangepast aan levensverwachting, in 2014 te beginnen met van 65 jaar naar 67 jaar en lagere opbouw in middelloon en eindloonregeling (van 2,25% naar 2,15% en van 2,0% naar 1,9%)
  • 1 januari 2015 De maximale opbouw is voor middelloon en eindloonregeling verder verlaagd naar 1,875% en 1,657%. De norm voor een maximaal op te bouwen pensioen is hiermee gebracht op 75% van het gemiddeld inkomen over 40 deelnemingsjaren. Maximaal pensioengevend salaris van € 100.000,- werd ingevoerd. De regelingen voor een netto pensioen zijn ontstaan.
  • 1 januari 2018 Pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar, opbouwpercentages zijn niet verlaagd.

In 2019 is de wet ‘Temporisering verhoging AOW en pensioenleeftijd’ in werking getreden. Pas in 2024 wordt de AOW leeftijd 67 jaar. Daarna gaat deze op termijn omhoog, gerelateerd aan de stijging van de levensverwachting. Veel pensioenfondsen baseren het te bereiken pensioen op een pensioenopbouw tot 68 jaar, maar laten de deelnemer niet meer deelnemen als de AOW-leeftijd is bereikt, want dit is veelal het einde van het dienstverband. Hoe is het goed uit te leggen dat er op de AOW-leeftijd minder pensioen is dan door de deelnemer werd verwacht?

 

En nu?

Door de nieuwe technieken zoals URM (Uniforme Reken Methodiek) krijgt de deelnemer steeds meer informatie. De informatie is echter niet te herleiden voor de deelnemer. Hij moet maar geloven wat er staat en raakt verstrikt in een brei aan pensioencijfers.

Gezien al deze ontwikkelingen van de afgelopen periode en het nieuwe pensioenstelsel dat naar verwachting in 2022 wordt ingevoerd, kan de invoering van dat nieuwe stelsel een geschikt moment zijn om alle pensioenregelingen zoveel mogelijk uniform en begrijpelijk voor de deelnemer te maken. Een overstap van de ene naar de andere regeling heeft dan niet meer een pensioencultuurschok voor de deelnemer tot gevolg!

Bijkomend voordeel van vereenvoudiging en uniformering is dat de administratie ook eenvoudiger en goedkoper kan.

Verder praten?

Wilt u eens sparren over dit onderwerp met een van onze consultants, voel u vrij ons een bericht te sturen of te bellen.

 

Wellicht is dit ook interessant